De dag na aankomst in Cahuita is het feest en lang ook. Quint wordt 6 jaar en dat moet gevierd worden. Paul en ik hebben de slingers en ballonnen (meegebracht uit Nederland, ervaring uit Japan had ons geleerd dat slingers en ballonnen niet altijd even makkelijk verkrijgbaar zijn, dus we namen geen risico) al opgehangen en om 5.00u ’s ochtends zingen we hem toe. Bij gebrek aan taart hebben Noor en ik met chocolate chip cookies en een paar bloemen en een kaars een “taart” gemaakt. De slaap uit zijn ogen wrijvend neemt hij blij lachend zijn kadootjes in ontvangst. Onze grote natuurvriend krijgt een dik (en zwaar!! We sjouwen het al 2 weken mee in onze koffer..) boek met mooie foto’s van bijzondere dieren. En van zijn zus mini transformers. Maar veel tijd om ermee te spelen heeft hij niet, want om 6.00u klopt David op onze deur.
Hij is onze (Nederlandse) gids en hij neemt ons mee de zee op. Ook hij heeft, na een aantal keren in Costa Rica te zijn geweest, besloten zich hier te gaan vestigen. Net als onze hoteleigenaresse, Erica. En niet zomaar. David woont midden in de jungle in een zelfgebouwd huis, samen met zijn (half) Indiaanse vrouw. Hij is helemaal geïntegreerd in het Costa Ricaanse leven en geniet dus eerst nog even (samen met Paul) van een kopje koffie voordat we naar de haven lopen om de boot op te gaan.
We gaan dolfijnen zoeken. Die trekken namelijk iedere ochtend rond 6.00u naar de kust om te jagen. Jammere is alleen dat, omdat ze jagen, ze niet heel speels zijn en dus lang onder water blijven en weinig boven het water uit springen. Natuurlijk mag Quint, omdat hij jarig is ook even de boot sturen. Trots dat hij is! Na een zoektocht van ruim 1,5 uur hebben we twee dolfijnen gezien en zijn we allemaal een beetje zeeziek. En dus varen we naar een gebied op zee dat ook behoort tot het Nationale Park van Cahuita. Hier gaan we snorkelen. Eigenlijk is dat het onderdeel van de dag dat Quint graag wilde op zijn verjaardag, want tussen het kleurrijke koraal hier zouden ook (af en toe) roggen en haaien zwemmen.
Met zijn snorkelmasker (van Decathlon, echt ideaal voor jonge kinderen) zwemt hij als een dolle. Hij heeft zijn zwemdiploma nog niet, maar daar merk je niets van. Met een zwemvest onder zijn buik blijft hij bijna aan David vastgeplakt zwemmen en ziet op die manier in de verte een kleine verpleegsterhaai. Wat een kado!
Wij zien vooral koraal in alle soorten en maten en vissen in talloze kleuren. Het water is bovendien heerlijk warm en helder. Bij het koraal tenminste. Als we even buiten dat gebiedje komen, zwemmen we in de uitstroom van een rivier (waar het nodige afval in gedumpt wordt) en daar is het water meteen een stuk kouder en troebeler. Zo zonde!
Als David na een half uur genieten van de onderwaterpracht en -stilte, zegt dat het tijd is om te gaan, vinden we dat allemaal ontzettend jammer. Gelukkig weet David een strandje in de buurt waar je al direct in zee ook een en ander kunt zien als je snorkelt. Daar gaan we de volgende dag naartoe. We hebben allemaal niet zo’n zin om weer een jungle in te gaan (ja zelfs dat kan “saai” worden als je dat al 2,5 week doet) en dus hangen we de overige anderhalve dag in Cahuita op de meest tropische stranden. Sommige bestaan uit zwart zand, maar wij kiezen voor de witter-dan-witte stranden, waar we onze handdoekjes onder een palmboom leggen en uitkijken over de blauwe zee. We rijden door Puerto Viejo waar we een tussenstop maken bij een fantastische bakkerij! Dat is een voordeel als het dorpje wat toeristischer is (Puerto Viejo is een stuk toeristischer dan Cahuita), dan heb je ook dit soort voorzieningen en soms is dat toch best heel erg fijn!
Op het strand krijgen we allemaal het Robinson-gevoel en bouwen zelfs een hutje van takken die we vinden onder de palmbomen. Op het strand van Punta Uva (bij het nabijgelegen dorpje Puerto Viejo) snorkelen we nog wat, maar de zeeziekte is bij mij in mijn lijf gaan zitten en zelfs het geschommel van de golven kan ik onder water niet echt hebben. De kinderen wel en zij genieten van de onderwaterwereld.
Nu we verder niet meer echt de jungle in duiken om de natuur te ontdekken is er wat ruimte voor mij om me te storten op de inheemse cultuur. Aan de kust bij Cahuita leven van oudsher de Bribrí. Ze visten in zee en woonden in de jungle (die hier ook echt naast het strand ligt). Inmiddels heeft ook in dit deel van Costa Rica het katholicisme zijn intreden gedaan en bovendien is de lokale cultuur vermengd met de Afrikaanse, wat leidt tot een mix van Rastafari, Christendom (niet alleen Katholiek, maar ook de Jehova’s Getuigen zijn hier vertegenwoordigd) en op speciale feestdagen nog wat Bribri, vertelt David. Er zijn excursies die je kunt doen, waarbij je diep de jungle in gaat om daar nog een beetje van de overgebleven cultuur te proeven. Die tours duren echter minstens 2 dagen (1 nacht) en daarvoor hebben we geen tijd. En volgens David geldt ook voor die ervaring “stel je er niet teveel van voor”, want de “indianen” zijn behoorlijk gemoderniseerd, zegt hij. Dus geen hutjes en jagen met pijl en boog meer. Desalniettemin had ik het graag gezien, maar helaas.
Wel komen de Bribri twee keer per week naar het gelijknamige dorpje, Bribri, waar ze op de markt hun waar verkopen en zelf inkopen doen. Vooral Westerse kleding. Dat dorpje bezoeken wij, helaas niet op een marktdag (maandag en dinsdag), maar het is toch leuk om te zien hoe, zo dichtbij de toeristenplaatsen Cahuita en Puerto Viejo (het is echt maar 10 minuten rijden) een dorp te vinden is waar juist wij worden aangekeken. We stappen uit de auto en meteen vraagt Noor: “waarom kijken al die mensen naar ons?”. Met haar lange blonde haar trekt zij meteen aandacht.
In het uiterlijk van de mensen zie je echt een beetje Indiaanse trekken, zoals ik die ken uit de boeken over de Azteken en de Maya’s. Niet iedereen natuurlijk. Het dorp barst verder van de kledingwinkels waar zogenaamde “Westerse” of “American” kleding wordt verkocht. Leuk om te zien. We lopen een rondje door het dorp en terwijl de kinderen met Paul spelen in de luxe speeltuin, wandel ik nog door de omliggende woonwijk. Gekleurde vrijstaande huizen, allemaal met veranda. Leuk om eens even te zien. Kom ik toch nog een beetje aan mijn antropologische trekken.
In Cahuita verbleven wij in Hotel Kelly Creek, dat gerund wordt door de lieve Erica. Ze is niet de snelste (ken je de scène van de luiaards in Zootopia? Daar deed Erica ons aan denken), maar echt een schat! Het hotel bestaat uit een tweetal houten gebouwen, waarvan de een dienst doet als haar huis en het restaurant waar je ook kunt ontbijten (dat hebben wij niet gedaan) en in de ander de slaapkamers voor de gasten zijn. Wij hadden een enorme kamer met twee tweepersoonsbedden met klamboe erboven. Het hotel ligt bovendien echt direct aan het strand en naast de ingang van het nationale park (waarvoor je ook een ticket wilt kopen als je in Cahuita het strand op wilt, want dat is ook onderdeel van het park). Maar het leukste is misschien wel het feit dat naast het hotel een soort uitlopertje van de zee ligt, een echte “Creek”, waar regelmatig kaaimannen, leguanen en watervogels op bezoek komen. Het loont de moeite om daar ’s ochtends gewoon eens te gaan zitten en te kijken naar de dieren. Erica kan eventueel ook tours voor je regelen, bijvoorbeeld met David. Wij vonden het, zeker op de verjaardag van Quint, superhandig dat onze gids Nederlands sprak!