16 jaar geleden is het alweer dat ik, als jonge ambitieuze en overmatig in Tibet-geïnteresseerde antropoloog tijdelijk woonde tussen 5000 monniken. Een half leven (afgerond dan 😉 ) geleden. Soms lijkt het maar kort geleden, maar op andere momenten realiseer ik mij dat mijn eigen kinderen inmiddels de leeftijd hebben van de kindmonniken die ik destijds interviewde. De kindmonniken die uiteindelijk model stonden voor mijn kinderboek ‘Tenzin viert feest’.
Want over hen ging mijn onderzoek: het leven van Tibetaanse kindmonniken in het boeddhistische Sera Je klooster in Zuid India.
Kinderen, religie en meer specifiek het Tibetaans boeddhisme liepen als een rode draad door mijn opleiding Culturele Antropologie en in die kindmonniken kwam alles samen.
In Nederland ergerde ik mij (toen al) met regelmaat aan mensen die vooroordelen hadden over de gewoonten, cultuur en leefwijze van mensen die zij eigenlijk helemaal niet kenden. En die vooroordelen waren er ook in grote mate over Tibetaanse kindmonniken.
‘Het is toch belachelijk dat mensen hun kind in zo’n klooster stoppen!’
‘Wat zielig voor die kinderen!’
‘Wat een ouderwets gedoe!’
‘En dan wonen die kinderen daar, helemaal afgesloten van alles en iedereen. Dat kan toch niet?’
Dit waren slechts een paar van de reacties die ik van mensen kreeg als ik hen vertelde over de Tibetaanse traditie om in ieder gezin de tweede zoon monnik te laten worden. De oudste zoon kon dan het boerenbedrijf erven en de tweede kon werken aan zijn karma en tegelijk zou het ‘offer’ dat ouders daarmee gaven ook ten goede komen van hun eigen karma en leiden tot een positieve wedergeboorte.
Maar speelde er niet meer mee? Zeker in de huidige tijd, waarin het de Tibetanen in hun door China bezette land, steeds moeilijker wordt gemaakt hun religie te beoefenen? Wat waren de huidige beweegredenen van ouders om hun kind naar een klooster te sturen? En dan niet, zoals vroeger, naar het dichtstbijzijnde klooster, twee bergen verderop, maar helemaal naar Nepal of India? Is dat dan alleen om ervoor te zorgen dat je kind en jij zelf een beter volgend leven krijgt? En wat vinden die kinderen daar nou zelf van, dat ze opgroeien zo ver bij hun familie vandaan? En hoe werkt dat als een kind toetreedt tot het klooster? Hoe gaan die rituelen? Welke geloftes leggen ze af? Hoe gesloten is zo’n klooster?
Deze en nog ongeveer 100.000 andere vragen, alle specifiek gericht op de kinderen, kon ik niet beantwoord krijgen door het lezen van boeken. En dus (ook dit is een rode draad in mijn leven) besloot ik zelf (letterlijk) op onderzoek uit te gaan.
Ik wilde niet (alleen) óver de kinderen praten, maar vooral ook mét hen.
En zo belandde ik, via een professor in de Verenigde Staten en een briefwisseling met het hoofd van de Sera Je Secondary School in het klooster. Ik was van harte welkom.
De eerste vraag was in ieder geval alvast beantwoord: Tibetaanse kloosters zijn lang niet zo gesloten als men dacht. Ik, als vrouw nota bene, was van harte welkom!
Ik kreeg een kamer toegewezen in het sponsorhuis (veel monniken worden gesponsord door Westerse boeddhisten, die hen af en toe komen bezoeken) en woonde letterlijk tussen de monniken.
Van daaruit had ik, samen met mijn tolk, toegang tot alle huizen en tempels die bij het kloostercomplex horen. En dus ook tot alle kinderen, hun leraren en, indien aanwezig, hun ouders!
Gedurende mijn onderzoek hield ik talloze interviews. Maar de meest indrukwekkende waren die met de kindmonniken zelf.
14 sprak ik er uitgebreid en individueel. Allen waren ze tussen de 5 en 17 jaar oud. Met hen sprak ik over hun leven, hun tocht naar het klooster, de rituelen, hun dagprogramma, de afstand tot hun ouders, de begeleiding in het klooster en hun ambities als monnik en als mens. En ik sprak met hen over de (toekomst van de) Tibetaanse identiteit en het Tibetaanse kloosterleven.
Nu, 16 jaar later, ben ik benieuwd wat er van hun dromen en ambities is uitgekomen. En dus ga ik ze zoeken! Al ‘mijn’ 14 monnikjes. Waar zouden ze wonen? Zouden ze nog monnik zijn? Wat is er van hen geworden? Hebben ze hun dromen en ambities waar kunnen maken?