Gisteravond, toen ik voor onze zoon, Quint, een kindermeditatie op zocht op YouTube zag ik dat hij een vlog van Kalvijn had gekeken met als titel ‘Kut reclames’. Vanmorgen bij het ontbijt kwam ik daarop terug. Wat volgde was een goed gesprek met mijn kinderen over empathie en inlevingsvermogen.
Ik vertelde in dat gesprek met mijn zoon dat ik best begreep dat een dergelijk vlog grappig is (voor een jongen van 8), maar dat ik niet heel blij word van dat soort woorden of zoektermen en dat ik het graag wil weten als hij dat kijkt.
Hierop vertelde hij, zo eerlijk als hij is, dat hij ook wel eens had gekeken naar een filmpje van iemand anders die Bob de Bouwer belachelijk maakte door hem Bob de Flikker te noemen. Quint lag in een deuk, tot ik hem vroeg of hij wist wat ‘flikker’ betekent. Hij dacht aan dingen weggooien (weg flikkeren), maar ik legde uit dat ik dacht dat de betreffende vlogger hier met ‘flikker’ waarschijnlijk ‘homo’ bedoelde, maar dan op een onaardige, scheldwoordachtige manier. Dus ik vroeg Quint of hij zich kon voorstellen hoe iemand die zelf homo is zich zou voelen als iemand hem ‘flikker’ zou noemen.
“Niet leuk,” was zijn antwoord en daarmee was hem ook meteen duidelijk waarom dat soort filmpjes misschien toch minder grappig zijn dan ze op het eerste gezicht lijken.
Ik vertelde dat voor mij iedereen gelijk is, homo of hetero, jongen of meisje, maar ook Nederlands of niet Nederlands en dat ik er verdrietig van word als er mensen zijn die vinden dat mensen die anders zijn dan zij slecht zijn. En dat ik daar dan ook liever niet naar kijk, net als dat ik liever niet heb dat zij naar filmpjes van mensen kijken die zo onaardig doen over anderen. Het gesprek vervolgde en Quint vertelde dat hij het ook niet goed vindt als mensen onaardig doen tegen andere mensen, maar dat hij het wel een goed idee vindt om de kinderen van de IS mensen niet naar Nederland te halen. Daar had hij de avond ervoor iets over gehoord in het Jeugdjournaal.
Dus ik vroeg hem waarom en daarop ontstond een interessant gesprek.
Quint zei: “Omdat IS allemaal slechte dingen doet en dat is gevaarlijk voor Nederland.”
Ik: “Maar geldt dat ook voor de kinderen van de IS mensen?”
Quint: “Ja, zij wonen daar ook dus zij vinden al die slechte dingen, zoals mensen vermoorden ook goed.”
Ik: “Denk je dat echt? Ik bedoel, het zijn kinderen zoals jij en zoals onze nichtjes van 1 en 3. Denk je dat zij het echt goed vinden dat de mensen van IS andere mensen vermoorden?”
Quint: “Hmm, nee misschien niet.”
Ik: “Ik denk dat die kinderen daar wel veel slechte dingen leren. Ik heb op televisie wel eens beelden gezien van kinderen die al als ze 4 jaar zijn leren hoe ze andere mensen moeten doodschieten. Maar ook dat zulke jonge kinderen moeten kijken naar hoe bij iemand het hoofd wordt afgehakt. Maar is dat wat kinderen moeten leren, vind jij?”
Quint: “Nee.”
Ik: “Als die kinderen nou naar Nederland zouden komen, wat zou er dan gebeuren denk je?”
Quint: “Dan gaan ze naar school, net als ik.”
Ik: “En wat leren ze daar?”
Quint: “Gewoon, rekenen, taal, Natuur, Geschiedenis.”
Ik: “En wat zouden die kinderen gaan doen na schooltijd?”
Quint: “Spelen in het park, of steppen, of misschien houden ze wel van Donald Ducks lezen.”
Ik: “Dat klinkt niet heel gevaarlijk.”
Quint: “Nee. Maar hun moeders die zijn wel gevaarlijk, want die gaan niet meer naar een gewone school.”
Ik: “Maar moeten die kinderen dan zonder hun mama’s naar Nederland komen? Hoe zou jij dat vinden?”
Quint: “Dan zou ik heel verdrietig worden.”
Ik: “Ja, dat denk ik ook. En ik zou ook heel verdrietig worden als jij alleen naar Nederland zou gaan en ik mocht niet mee. Ik zou dat fijn vinden voor jou, maar ik zou liever bij jou blijven. Zou het dan misschien ook zo kunnen zijn dat als die mama’s en die kinderen naar Nederland zouden komen, het eigenlijk hele gewone mama’s en kinderen zijn? Die gewoon spelen in het park en met elkaar knuffelen, net als wij?”
Quint: “Ja, dat denk ik wel. En ze leren hier dan de goede dingen, zoals spelen, in plaats van dood schieten. En dan leren ze dat dood schieten slecht is en dan gaan ze dat later ook niet doen.”
Het raakte mij dat in zo’n kort gesprekje met je kind, door simpelweg vragen te stellen en ze zelf te laten nadenken over de antwoorden, ze hele wijze conclusies kunnen trekken.
Ik geloof dat kinderen het product zijn van hun omgeving (uitzonderingen daar gelaten, hoewel ook daarover te discussiëren valt) en als je ze omringt met slechte dingen is de kans dat zij later zelf ook slecht worden groot. Omring je ze met goede dingen, dan is de kans behoorlijk groot dat zij later ook goed zijn.
Ik wil als moeder een goed voorbeeld zijn voor mijn kinderen. Maar ik wil ook wij als Nederlander een goede omgeving zijn voor mensen, omdat ik oprecht geloof dat positiviteit en goedheid enorm aanstekelijk is. En ik vind het prachtig als mijn kinderen daar, vanuit hun eigen redenering, tijdens een eenvoudig gesprek aan de keukentafel, hun eigen gedachten volgend, ook in geloven.
En toen was het ineens 8.15u en moesten wij naar school. Nog een laatste hap brood in hun mond stoppend, stapten we in de regen op de fiets. Helaas is ook in Nederland niet alles even positief.