Ik moest er even aan wennen, het feit dat ‘mijn’ jongens nu veel gemakkelijker vindbaar zouden zijn dan 16 jaar geleden.
Toen ik in de laatste fase van mijn studie besloot onderzoek te gaan doen in een Tibetaans Boeddhistisch klooster in Zuid India, was dat niet iets wat binnen het normale traject van de studie viel. Afstudeeronderzoeken voor Culturele Antropologie aan de Universiteit Leiden vonden normaliter plaats in Indonesië, Senegal of Gambia en Chili. Niet in India, laat staan in een Tibetaans klooster.
En dus moest ik mijn eigen weg gaan vinden. Zelf contacten leggen met mensen die me verder konden helpen. En dat kostte in die tijd heel wat meer moeite dan nu. Tegenwoordig zit iedereen op Facebook of andere social media en zijn er communities waar je al vrij snel contact kunt krijgen met gelijkgestemden of netwerken van mensen bij wie je je onderzoek wilt laten plaatsvinden.
Zo heeft ook de kloosterschool waar al ‘mijn’ kindmonniken naartoe gingen inmiddels een eigen Facebookpagina. Hierop worden foto’s gedeeld van evenementen die plaatsvinden in het klooster en van de dagelijkse gang van zaken. Super leuk (vind ik dan)!
Door een Deens-Amerikaanse mevrouw die ooit, voor haar eerste sponsorbezoek aan Sera, mijn afstudeerscriptie had gevonden (en gelezen) online en met wie ik sindsdien contact houd, werd ik gewezen op de man achter deze Facebookpagina. Zij kent hem van haar bezoeken aan het klooster en ze vertelde dat hij enorm behulpzaam is. En dat bleek. Ik nam, via messenger, contact met hem op en vroeg hem eens in de administratie van het klooster te zoeken naar de 14 jongens uit 2003.
Er zijn alleen wel een paar factoren die de zoektocht wat ingewikkelder maken.
Allereerst heb ik alleen foto’s van de jongens toen, 16 jaar geleden, als 6-, 7-, of 12-jarige. Inmiddels zijn het volwassen mannen. Verder heb ik de namen opgeschreven zoals ik dacht dat ze in het Tibetaans gespeld moesten worden. Er zijn verschillende manieren waarop je Tibetaans schrift ‘vertaald’ naar ons schrift, dus daar lopen de spellingswijzen nogal eens uiteen. Wat het ook lastig maakt is dat de variëteit in namen niet heel groot is. Van de 14 kinderen heten er 6 Lobsang en de rest Tenzin, of een variant daarop.
Toch wilde de man achter de Facebookpagina mij wel helpen en door de tweede naam van de kinderen eraan toe te voegen, kon hij mij vrij snel vertellen dat 4 van de 14 jongens nog in het klooster Sera Je wonen!
Van 1 jongen wist hij dat hij was uitgetreden uit het klooster, maar nog wel in de Tibetaanse settlement woonde, bij zijn ouders. En die heb ik destijds ook geïnterviewd. Met deze laatste, Rinzin (zie foto bij dit artikel), heb ik vervolgens via Facebook zelf ook contact gekregen. En inmiddels hebben we nummers uitgewisseld, zodat ik, als ik in India ben, hem kan contacten. Hij vindt het ook leuk om mij dan weer te zien en ik ben al uitgenodigd bij hem thuis!
Ik ben hier al heel blij mee! 5 van de 14 monniken getraceerd, na 16 jaar!
Maar de zoektocht wordt vervolgd! En ook daarbij krijg ik hulp, maar dan vanuit een andere hoek. Hierover in mijn volgende blog meer!