Op naar Granada
Lonely Planet zet Granada op nummer 1 waar het gaat om de Top Highlights van Nicaragua. Voorafgaand aan onze reis had ik me dan ook al enorm verheugd op dit stadje. Onze binnenkomst in Granada was alleen niet helemaal geweldig. Vanuit Leon hadden we een taxi genomen die ons via Catarina, een van de Pueblos Blancos (witte dorpjes) en het uitzichtpunt over Laguna Apoyo (een blauw kratermeer) en het meer van Nicaragua, naar Granada zou brengen. Een rit die, zonder stop in Catarina normaliter ruim een uur duurt, met stop misschien anderhalf uur. Omdat de rit van het vliegveld naar ons hotel in Leon ons goed was bevallen hadden we gevraagd om dezelfde chauffeur. Maar zo goed als hij de route vliegveld-Leon kent, zo slecht kende hij deze weg. Hij was zelf nog nooit in Catarina geweest en had dus, blijkbaar, ook geen idee waar het lag. Pas na 2,5 uur kwamen we aan in Catarina. Dit werd mede veroorzaakt door de oververhitte motor die we na een goed half uur rijden al kregen. Toch maakt ook dat zo’n rit weer tot een belevenis. De auto werd langs de weg gezet en de chauffeur steekt de straat over (met gevaar voor eigen leven) en komt terug met een fles water die hij kennelijk bij de bewoners daar had gehaald. Die vanzelfsprekende behulpzaamheid is mooi om te zien en mis ik vaak ik Nederland. Zelfs de kinderen valt het op. Noor vraagt: “Kent de chauffeur die mensen?”, maar als ik dat voor de zekerheid bij hem check, vertelt hij dat dat niet het geval is.
De witte dorpjes zijn vanaf de grote weg niet echt zichtbaar. Er zijn wel dorpjes, maar die zijn niet (meer) wit. En met de tijd die we inmiddels al onderweg zijn blijft er weinig meer over om de dorpjes in te gaan. Super jammer, want een aantal van die dorpjes staan bekend om hun hekserij. En om hun traditionele ambachten. Ieder dorp heeft zich gespecialiseerd in specifieke technieken. In Catarina is dat de keramiek en die wordt dan ook overal langs de weg aangeboden. Ook staat Catarina bekend om haar “tuincentrumpjes”. Superleuk! Voor de huisjes zijn tuinen volgezet met plantjes die dan weer te koop zijn. Een mini-Intratuin, aldus Noor en Quint.
Het uitzicht op de lagune en het meer is daadwerkelijk prachtig, maar als je niet naar beneden (naar de lagune zelf) wilt lopen, of een ritje wilt maken op een paard, dan ben je er na 10 minuten ook wel uit gekeken. Het barst er ook van de souvenirwinkeltjes en voor het eerst deze reis voelen we ons echt toerist. Dat irriteert ons, dus na de nodige selfies (jaja, I know, we zijn ook wel echt een stel toeristen) stappen wij weer in de taxi. Het begint inmiddels te regenen en met weinig vertrouwen nog in het richtingsgevoel van onze chauffeur besluiten we zelf de kaart maar te gaan (voor)lezen. De chauffeur vertrouwt echter toch meer op zijn eigen methode: de weg vragen op iedere hoek van de straat. Na 6x vragen worden we afgezet voor Hotel Con Corazon, aan de rand van het centrum van Granada, wederom op loopafstand van de kathedraal.
Hotel met hart
Hotel Con Corazon is opgezet door twee Nederlanders en steunt kinderen met een achterstand in het onderwijs. De stichting biedt deze kinderen bijlessen van eigen docenten. Marcel, een van de oprichters van het hotel en de stichting blijkt aanwezig in het hotel, tijdens ons verblijf, en hij vertelt dat ze bezig zijn met uitbreiding van hetzelfde concept naar andere landen. Dat lijkt ons een prima plan. Het hotel is prachtig, koloniaal ingericht met een patio met hangmatten, een schommel en een levensgroot schaakspel. Vanaf de balustrade voor onze kamer kijken we uit op de tweede patio, waar het kleine zwembad is. Ook is er een bar, waar we ’s avonds nog een mojito of een biertje kunnen drinken.
Hotspot van Granada: de kathedraal
En dan Granada zelf. Ook hier staat de kathedraal centraal, die we meteen de eerste dag maar eens gaan bezoeken. Het is inderdaad het kenmerkende oranje-witte gebouw dat we op alle plaatjes zien en ervoor is weer een groot plein waar vanalles wordt verkocht. Toch hangt er een andere sfeer in Granada. Wat Granada anders maakt dan Leon is dat het hier duidelijk meer is ingesteld op toeristen. Het promotiepraatje van de Lonely Planet legt de stad geen windeieren. We kunnen het plein nog niet op, of we worden belaagd door mannen en vrouwen die ons hun tour, rondrit of andere diensten aanbieden. En hoewel begrijpelijk (iedereen wil immers een graantje meepikken van het toerisme), het doet toch afbreuk aan ons beeld van de “authentieke Nicaraguaan”, die we naar ons idee in Leon hebben leren kennen.
(Terwijl ik dit met man en kinderen bespreek moet ik denken aan een spotprent die we ooit tijdens een van onze eerste colleges Culturele Antropologie te zien kregen, waarop de “inheemse bevolking” hun moderne apparatuur snel opruimt, omdat er een stel antropologen aankomt… En schaam ik me een beetje voor die gedachte.)
Schommelstoelen tellen
Langs de kathedraal lopen we naar het meer. Het eerste stuk van deze voetgangersstraat staat vol met terrasjes, restaurantjes en winkels en het is er een en al gezelligheid. Maar vanaf ongeveer halverwege wordt het minder en bij het meer zelf is er (aan deze kant blijkt later) helemaal niets meer. Via een andere straat lopen we terug en merken we hetzelfde als in Leon. In het toeristengebied en binnen een straal van xxx meter rondom de kathedraal is alles mooi verzorgd en onderhouden, maar iets verder daar vandaan zijn de huizen veel eenvoudiger. Hier merk je dan weer niets van het toerisme en worden we vriendelijk begroet en worden de kinderen weer vol bewondering aangesproken met “que lindo”. Ook in Granada hebben de huizen weer de felste kleuren en vooral Noor maakt van de gelegenheid gebruik om voor ieder gekleurd huis een nieuwe pose te maken. Ons modelletje geniet van haar kleurige achtergronden. Quint heeft vooral oog voor de straathonden, of liever gezegd, bij iedere hond vraagt hij zich af of de hond wel of niet een baasje heeft en waar hij dan zijn eten haalt. Het liefst zou hij bij alle honden even zijn gestopt om ze te aaien. De kinderen hebben inmiddels ook een sport gemaakt van het tellen van het aantal schommelstoelen bij de huizen. Een “normale” stoel lijkt er bijna niet te staan, maar op iedere veranda, terras of zelfs op de stoep staan wel schommelstoelen waarin heerlijk wordt geluierd en gekletst.
Koetsen, bussen, fietsen
Granada staat ook bekend om de koetsen. In plaats van door de stad te wandelen, kun je in Granada ook met een koets. Ook in Europese steden zie je vaak wel koetsen waarmee je een rondrit kunt maken, maar daar is het overduidelijk opgezet voor de toeristen. Het grappige hier is dat paard en wagens sowieso al deel uitmaken van het straatbeeld. Niet zo mooi als de toeristenkoetsen, maar paarden met karren erachter lopen hier op hun gemak tussen de pick-ups en de vrachtwagens. De kinderen kijken hun ogen uit naar alle verschillende vervoersmiddelen. Vooral de bussen vallen in de smaak. De ene bus is nog kleurrijker dan de andere. En tussendoor fietsen mannen met een soort bakfietsen waarin ijs wordt vervoerd. Alles kriskras door elkaar in een soort van geordende chaos.
Binnenkijken op een school
We lopen langs een school en met een van de kinderen aan de hand vraag ik of we even binnen mogen kijken. Het is lunchpauze, maar we zijn welkom. In een van de lokalen raken we aan de praat met een lerares. Zij vertelt dat de kinderen Spaans, rekenen en “wereldoriëntatie” krijgen, waaronder biologie, aardrijkskunde en geschiedenis vallen. Ook gaan de kinderen er (maar) een halve dag naar school, van 7.00-12.00u of van 13.00-17.00u welteverstaan. De kleintjes in de ochtend, de groten in de middag. Dat lijkt onze kinderen wel wat. Hoewel ze het plein, waarop niet meer dan kapotte basketbalpalen staan, niet zo leuk vinden als hun eigen schoolplein. De kleuren van de verschillende lokalen en van het gehele gebouw vinden ze dan weer wel heel erg mooi. En Quint is vooral gek op de vijfde klas, omdat die (bijna) zijn naam draagt: Quinto Grado.
`s Avonds lopen we naar het gezellige uitgaansstraatje achter de kathedraal, waar we eerder die dag al liepen. We komen het hotel nog niet uit of we horen de herkenbare Latijns Amerikaanse klanken. Op het plein blijkt een groot podium te zijn opgebouwd, waarop lokale (of misschien wel heel bekende) muzikanten een feestje bouwen. De dansende menigte doet de rest en als we ons na het opnieuw tussen de menigte voegen, dansen we uiteraard ook even mee. Dit is wel wat je je voorstelt bij een zomerse avond in Midden Amerika!
Bate, bate, chocolate!
Het chocolademuseum is voor ons, met een dochter die absoluut chocolade-verslaafd is, een must-see. Het museum an sich stelt niet veel voor (een paar posters waarop het oogsten en verwerken van cacaobonen staat uitgelegd), maar de workshop wordt heel grappig gedaan. De enthousiaste workshopleider maakt een heel verhaal van het roosteren, malen en mengen van de cacaopasta en in de tussentijd leren wij nog wat over de oorsprong van de verschillende soorten chocoladedrank (bij de Azteken en Maja’s was het een bittere, pittig gekruide drank, pas door de Italianen is er melk aan toegevoegd en werd het zoeter). We mogen alles proeven en maken ook onze eigen chocoladereep met zelfgekozen vulling (Quint kiest voor spekjes, Noor voor amandel en ik voor zeezout). Het liedje dat we moeten zingen bij het malen van de cacaobonen (Bate, bate, chocolate) blijft de rest van de vakantie in ons hoofd zitten… Na het avondeten, als het museum eigenlijk al dicht is halen we ze op en valt de smaak behoorlijk tegen. We begrijpen nu weliswaar goed waarom er op een chocoladereep 70% staat (er is dan slechts 30% suiker aan toegevoegd), maar we snappen ook waarom dat niet de meest gangbare smaak is. Zelfs de spekjes van Quint helpen niets…
De volgende dag gaan we kajakken op het meer. Net voor de kust van Granada liggen zo’n 365 kleine eilandjes (las Isletas) die deels bewoond (vakantiehuizen van rijke Nicaraguanen of vissers) en deels onbewoond zijn. Als we vijf minuten in de boot zitten begint het keihard te regenen. Echt zo’n tropische bui, die even plots als hij kwam ook weer vertrokken is. We zijn inmiddels wel drijfnat, maar het maakt ons niets uit. De temperatuur is heerlijk en zelfs de regen voelde warm aan. Ook hier zien we weer de vanzelfsprekende behulpzaamheid van dichtbij. Tussen het riet zien we een rugzak drijven. Althans, dat lijkt zo, want dichterbij blijkt het een man te zijn die door het water loopt met de rugzak op zijn hoofd. Hij komt alleen maar net met zijn hoofd boven het water uit, dus vandaar dat wij alleen de rugzak zagen. Een stukje verderop zal het dieper worden en dus roeit onze gids naar de man toe en neemt de rugzak van hem over. Met de rugzak vaart hij naar de overkant, waar hij de tas neerlegt. Even later zien we de man ook naar de overkant zwemmen en op de kant klimmen.
De eilandjes zijn heel bijzonder. Overal om ons heen zien we groene bolletjes in het meer en daartussen mooie en bijzondere vogels en vissers. De gids laat ons ook stoppen bij het zogenaamde “monkey-island”. In de hoop apen te zien, roeien we er fanatiek naartoe. Helaas blijkt dit het eiland van een Nicaraguaan die de aapjes als huisdier houdt. Als de gids een banaantje op zijn peddel legt om die aan het aapje te voeren, deinst de aap achteruit. “De apen zijn bang voor de peddels, want ze krijgen er vaak klappen mee,” legt hij lacherig uit. Hierop besluiten de kinderen dat we maar weg moeten van dat eilandje. Maar dat voorstel kan ook komen doordat ze even verderop een zwembad bij een restaurant hebben gezien, op zo’n klein eilandje, middenin het meer. We besluiten daar naartoe te gaan en de kinderen duiken vol enthousiasme het zwembad in, terwijl wij genieten van een vers fruitsapje.
Lekker eten en mooie kerken
De laatste ochtend voor ons vertrek naar Isla de Ometepe lopen we vanaf de kathedraal niet richting het meer, maar juist van het meer af. Een paar straten achter het chocolademuseum staan twee mooie kerken. Een groot deel is gemaakt van hout, wat maakt dat de kinderen meer onder de indruk zijn van de manier waarop de bouwvakkers het dak repareren (zonder zekering, staand op een paar dunne planken), dan van de zoveelste Maria en Jezus.
Doordat Granada zo toeristisch is (relatief dan, merken we later als we een paar plaatsen in Costa Rica hebben gezien) zijn er ook tig restaurantjes, gezellige cafe’s en koffiebars. Het leukst vonden wij The Garden Café, zowel voor lunch als voor avondeten (we hebben beide hier genuttigd). Hier aan vast is ook een winkel met hele mooie spullen, waarvan de winst weer wordt besteed aan sociale projecten. Paul en Quint moeten Noor en mij tegenhouden niet de hele winkel leeg te kopen. Wat een leuke armbanden, tassen, houten speelgoed en sleutelhangers! Maar we hebben nog 3,5 week te gaan, vast nog tijd genoeg om te shoppen.
In Granada verbleven wij in Hotel Con Corazon. Een absolute aanrader! Alleen al vanwege het ontbijt dat bestaat uit fruit, yoghurt, muesli en brood met pindakaas (of jam). Maar natuurlijk ook vanwege het goede doel dat gesteund wordt, de hangmatten, het goede internet, het fijne zwembad en de overall fijne sfeer die mede wordt veroorzaakt door het ontzettend vriendelijke en behulpzame personeel.