Een groot deel van de kindmonniken, die ik sprak, vertelde dat zij zelf altijd al graag monnik wilden worden. Als hun buurman, oom of neef (die ook monnik was) op bezoek kwam dan zag hij er altijd zo gelukkig uit en hij was altijd zo aardig. Ook leren kinderen al jong van hun ouders dat het belangrijk is veel tijd te besteden aan de dharma, de boeddhistische leer. En hoe meer tijd je daar aan kunt besteden, hoe gelukkiger je wordt. Als monnik kun je je hele leven wijden aan die dharma, dus dan moeten monniken wel gelukkig zijn, is de logica van veel kinderen.
Toch vertelden de kinderen buiten het klooster dat ze er niet aan moesten denken om tot het klooster toe te treden. Vooral de restricties die voor monniken gelden, staan hen erg tegen.
Als je aan kindmonniken vraagt wat ze het minst fijn vinden aan hun leven als monnik, dan is het de discipline die ze moeten volgen en de straffen die er op staan als ze zich daar niet aan houden. Helaas werden kinderen, ten tijde van mijn onderzoek, nog vaak fysiek gecorrigeerd. Oftewel, ze kregen een tik als ze iets deden wat niet mocht, of als ze zich niet aan de regels hielden.
Toch vinden kindmonniken hun leven niet alleen maar vervelend. Ze zien wel degelijk ook alle positieve kanten zoals goed onderwijs, goed eten, het geld dat ze krijgen voor het uitvoeren van gebedsdiensten, het feit dat ze met vriendjes kunnen sporten en de tijd die ze kunnen besteden aan het bestuderen van de boeddhistische leer.
In de tekeningen die kinderen maakten naar aanleiding van de vraag: ‘Wat vind je het leukst van je leven in het klooster?’ lieten de kinderen zien dat ze ook simpelweg genieten van de omgeving. Grappig daarbij is te zien dat op nagenoeg alle tekeningen bergen te zien zijn aan de horizon. Terwijl in dit deel van India er geen bergen zijn!
De meeste kinderen zijn positief over hun toekomst als monnik. In antwoord op de vraag hoe ze zichzelf zien over 20 jaar, tekenen ze zichzelf als geshe. Geshe is de graad die monniken behalen als ze de kloosteruniversiteit en opleiding hebben afgerond.
En zoals kinderen, met hun logica kunnen antwoorden, gaf ook een van de jongste monniken antwoord op de vraag: ‘Denk je dat er altijd monniken zullen blijven bestaan?’. Hij zei: ‘Ja natuurlijk! Wie moet er anders in de kloosters wonen?’
De kinderen die ik sprak in Sera Je waren tussen de 6 en 16 jaar oud. Natuurlijk mis je je ouders op die leeftijd, dat gaven ook alle kinderen toe. Maar kinderen zijn flexibel en ook zonder hun ouders leiden ze een leven waar ze ook zeker de voordelen van zien. Bovendien zijn de kloosters zodanig ingericht dat de kinderen zo goed en zo kwaad als het gaat worden opgevangen. Ieder kind komt terecht in een deel van het klooster, een zogeheten khangtsen , waar allemaal monniken wonen die afkomstig zijn uit hetzelfde deel van Tibet. Hierdoor spreekt iedereen hetzelfde dialect en meestal ontmoet de jongen daar dan oud buurmannen, ooms of neven die hij nog kent uit Tibet. Ook krijgt ieder kind een shagen, een soort mentor die het kind zijn boeddhistische lessen geeft, maar die het ook begeleidt in zijn leven als monnik. De shagen zorgt voor medicijnen als het kind ziek is en ontfermt zich over hem als een ware vader en moeder in een.
De discipline die geldt in het klooster is streng. Kinderen moeten zich aan de regels houden, moeten op tijd komen en doen ze dat niet dan zwaait er wat. Soms letterlijk. Toch heb ik gezien dat er ook met regelmaat een oogje werd dichtgeknepen als een jongetje tijdens de gebedsdienst van 6.00 uur ’s ochtends zat te knikkebollen. En de taken van de kinderen zijn ook aangepast op de leeftijden van de kinderen. Jonge kinderen, die nog niet de hele gebedsdienst kunnen stil zitten mogen halverwege zorgen voor het eten, waardoor ze even mogen opstaan, naar de keuken mogen lopen (vaak rennend) en het eten mogen uitdelen.
Het klooster is geen gezin en natuurlijk is het er anders dan bij papa en mama thuis, maar de monniken doen goed hun best om de kinderen toch een thuisgevoel te geven en gezien het plezier dat de kinderen onderling hebben en het stoeien dat ik heb zien gebeuren met de oudere monniken, lukt dat volgens mij best aardig.
Vond je dit blog interessant? Lees dan ook de voorgaande blogs:
In deel 1 legde ik uit hoe Tibetaanse kloosters in elkaar zitten en welke rol de kloosters spelen in het dagelijks leven van Tibetanen.
In deel 2 van deze reeks blogs leg ik uit wat de redenen zijn dat kinderen naar deze kloosters worden gestuurd. .
Wil je alles weten over mijn onderzoek? Lees dan mijn thesis met als titel ‘Children of Sera Je. The life of children in a Tibetan Buddhist monastery and their opinion about that life’.