Over de “route de soleil” van Costa Rica, hier genaamd de “Ruta Turistica” (die langs de Pacifische kust gaat) komen we aan in Manuel Antonio. Onderweg picknicken we op het eerste strandje dat we tegenkomen en nemen plaats tussen de Costa Ricanen die hetzelfde idee hadden als wij.
Iets verder op de route passeren we zoveel hotels, vakantieparken en reclameborden dat we wel begrijpen dat deze weg zo genoemd wordt. Manuel Antonio lijkt het hoogtepunt hiervan te zijn. Al in het dorpje ervoor, Quepos, kun je door de wirwar van borden van restaurants, hotels en tours de weg bijna niet meer vinden. Ons hotel ligt tegen de ingang van het park en dus moeten we ons over de veel te drukke weg, langs het overvolle strand een weg zien te banen, helemaal naar het einde van het dorp. Meteen worden we aangesproken door vier mannen die een parkeerplek op hun eigen parkeerterrein aan ons willen slijten. Ons hotel beschikt echter over een paar eigen parkeerplaatsen en heel decadent parkeren wij dus de auto, naast het hotel en midden voor de ingang van het park.
We lopen de hoteltuin nog niet in of de eigenaar neemt ons mee naar een boom naast het zwembad waar, ook tot zijn grote verrassing, vier brulapen zitten. Die komen nooit zo dichtbij, vertelt hij, dus we hebben geluk! Als we later bij het kleine zwembadje liggen, zien we achter het hek dat de hoteltuin scheidt van het park, een hert. Een paar leguanen trekt zich van het hele hek niets aan en loopt er tussendoor, waardoor we ze uiteindelijk van heel dichtbij kunnen bekijken. Wow, als dat een voorbode is voor wat we in het park zelf gaan zien, dan belooft dat heel wat!
En dus staan we vol enthousiasme (voor zover dat gaat op dit tijdstip) de volgende ochtend al vroeg klaar bij onze gids. Het is helaas wat minder mooi weer dan toen we aankwamen (en dat is een understatement. Het komt werkelijk met bakken uit de lucht en we zijn blij met onze poncho’s). Over het stuk park van 1,3km doen we ruim 2 uur, omdat de gids bij bijna elke boom wel een verhaal heeft. Op die manier zien we een luiaard beschutting zoeken onder bladeren in de top van een boom, vleermuizen die zich onder elkaar tegen een boomstam verschanst hebben, kleine rode krabbetjes, een leguaan en weer talloze mooie bloemen, die eigenlijk geen bloemen zijn, leren we hier, maar gekleurde bladeren die zo gevormd zijn dat ze de eigenlijke bloem (heel klein) exact van de juiste hoeveelheid water kunnen voorzien. Ook zien we eindelijk de beroemde rood-oog-kikker! Hij heeft alleen geen rode ogen. Die heeft hij alleen ’s nachts, omdat hij anders overdag teveel opvalt. De natuur zit ingenieus in elkaar.
Aan het einde van de wandeling komen we aan op het strand, waar we nog capucijnapen, wasberen en coati’s zien. Dankzij de verrekijker van de gids zien we het grootste deel van deze dieren en via die verrekijker weet hij er zelfs nog mooie foto’s van te maken!
Noor en Quint vermaken zich in de zee, terwijl wij onze tassen in de gaten houden. Om ons heen zien we toeristen met zand gooien en met stokken zwaaien naar de naderende wasberen en coati’s, op zoek naar iets lekkers in de tassen. Wij verbazen ons over hoe agressief sommige mensen zijn tegen de dieren, zeker als je bedenkt dat dat strand eigenlijk aan de dieren toebehoort. Wij zijn slechts te gast!
Na een uurtje zwemmen lopen we nog een andere korte route in het park, maar we realiseren ons eens te meer hoe zeer je een gids nodig hebt om echt iets te kunnen zien. Hoewel ook wij nu een spin in een holletje spotten, is het woud zo dicht, dat wij in ieder (bewegend of niet bewegend) blad iets zien, wat uiteindelijk niets blijkt te zijn. Toch zien we nog een krabbetje, een heremietkreeft, een leguaan, een hagedis, capucijnapen en agouti’s. Best een goede score voor amateurs.
In de hoteltuin boffen we opnieuw. Paul ziet er een basilisk (zo’n hagedis die op zijn achterpoten loopt) en een groep doodshoofdaapjes slingert door de bomen, over het hek en komt gezellig op het dak van de keuken zitten. We hebben gewoon de Apenheul in onze tuin!
Het hotel waar wij logeren heet La Posada Jungle en ligt echt pal naast de ingang van het nationale park. De kamers zijn prima, het ontbijt ook. Maar de echte reden waarom je hier wilt logeren is de ligging. Super handig als je het park in gaat, maar ook echt leuk, vanwege de dieren die zo af en toen in de tuin komen kijken.